woensdag 25 april 2007

Onderzoek naar installaties

Een algemene visie naar de verschillende installaties.

Onderzoek installaties:
Verwarming:

Bij de verwarmingstechniek maakt men onderscheid tussen lokale verwarming en centrale verwarming.

Lokale verwarming:
Onder lokale verwarming verstaan we het verwarmen van een ruimte door één of meer afzonderlijke verwarmingstoestellen in die ruimten, die niet met elkaar zijn verbonden. Dit kunnen zijn: gashaard en gevelkachel.

Natuurlijk is het heel goed mogelijk een huis per vertrek te verwarmen met allerlei verwarmingstoestellen. In de praktijk zal het vaak betekenen, dat er een combinatie wordt gemaakt, bijv. een centraal verwarmingssysteem, gecombineerd met een open haard.In principe vereisen nagenoeg alle verwarmingstoestellen een rookgasafvoer via een schoorsteen of een gevel, waardoor niet altijd een gunstige warmteverdeling per vertrek haalbaar is.Bovendien is -door de aanwezigheid van meer stookpunten- het onderhoud duurder. Een voordeel kan zijn, dat uitbreiding of aanschaf niet in één keer hoeft te gebeuren, waardoor de kosten worden verspreid.

Centrale verwarming:
Onder centrale verwarming verstaan we het verwarmen van verschillende ruimten vanuit één centraal punt.

Warmteopwekking:
Warmte is op vele manieren op te wekken, maar slechts op drie manieren over te brengen: door geleiding, straling en door luchtstroming (of convectie).Verwarming van een woning kan gebeuren door:
- Warmteopwekking op één punt, zoals bij centrale verwarming;
- Warmteopwekking per vertrek.
Het voordeel van centrale verwarming of CV duidelijk. De warmte wordt in een warmtebron opgewekt en overgedragen aan het water. Verwarmd water stroomt door verschil in soortelijk gewicht van warm en koud water, maar meestal door middel van een circulatiepomp, door leidingen naar de radiatoren of convectoren.Een technisch voordeel kan zijn, dat een verwarmingselement niet gebonden is aan een schoorsteenkanaal. Bovendien is de bediening van de installatie weinig tijdrovend. Een nadeel is de kans op droge lucht.

Bij centrale verwarming onderscheidt men de volgende twee systemen:
- warmwaterverwarming;
- luchtverwarming.

Warmtetransport:
Het warmtetransport vindt bij warmwaterverwarming plaats door leidingen, aanvoer- en retourleidingen. Zij vormen met de warmteontwikkelaar en de verwarmingstoestellen één gesloten geheel.
Bij luchtverwarming is vooral sprake van een warmteontwikkelaar met schoorsteen. Verder heeft men al of niet een leidingnet (kanalen in wanden en vloeren of kanalen van ondermeer verzinkte staalplaat, stijve glaswolplaat en kunststof).

Warmtedistributie:
Warmtedistributie staat voor het centraal opwekken van warmte en de distributie ervan naar de individuele woning. De warmte wordt in de woning gebruikt voor de centrale verwarming en warm water. Vroeger werd dit stadsverwarming genoemd, waarbij de restwarmte van elektriciteitscentrales werd gebruikt om wijken te verwarmen.

Ventilatie:
Ventilatie kan op natuurlijke en op mechanische wijze plaatsvinden, maar ook door een gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning.
Voor een optimale ventilatie in woningen is het noodzakelijk om gelijktijdig vocht en vervuilde lucht af te voeren en eenzelfde hoeveelheid verse lucht toe te voeren. In vaktaal heet dit "gebalanceerd ventileren".

Gebalanceerd warmteterugwin- en ventilatiesysteem:
Een gebalanceerd warmteterugwin- en ventilatie systeem biedt u vele voordelen:
- vervuilde binnenlucht en vocht worden direct naar buiten afgevoerd;
- er wordt continu verse lucht in de slaapkamers en woonkamer geblazen;
- in de lucht aanwezig stof wordt in een filter opgevangen;
- er kan altijd met de juiste hoeveelheid geventileerd worden, onafhankelijk van de
weersomstandigheden;
- er wordt energie bespaard door de warmteterugwinning;
- omdat er minder gas hoeft te worden gebruikt is een woning met een warmteterugwintoestel milieuvriendelijk.




Volgens het Bouwbesluit moet er lucht worden afgezogen in de keuken, badkamer en het toilet. Lucht moet worden ingeblazen in de slaapkamers en de woonkamer. Het Bouwbesluit geeft ook aan hoeveel lucht er afgezogen of ingeblazen moet worden:

Afvoer:
- keuken: 75 m3/h (Voor een open keuken wordt echter 150 m3/h aanbevolen);
- badkamer: 50 m3/h;
- toilet: 25 m3/h.

Inblaas:
- slaapkamers: 3,24 m/h per m2 vloeroppervlak met een minimum van 25 m/h;
- woonkamer: 3,24 m3/h per m2 vloeroppervlak.

Voor slaapkamers ligt de hoeveelheid inblaaslucht meestal tussen de 25 en 50 m3/h. Voor een gehele woning met open keuken wordt voor de totale ventilatie 225 m3/h aanbevolen voor zowel toevoer als afvoer. Voor een woning met gesloten keuken is dit 150 m3/h. Een warmteterugwintoestel levert in de hoogstand meestal 225 m3/h. In de bedrijfstand (“laag” bij een twee-standen- en “midden” bij een drie-standenregeling) kan de ventilatie verminderd worden tot ca. 65% van de hoogstand ofwel 150 m3/h. Dit is gelijk aan de zogenaamde “nominale capaciteit” van het Bouwbesluit. Als het warmteterugwintoestel is uitgerust met een drie-standenregeling dan kan in de laagstand of spaarstand de ventilatie verminderd worden tot 35 à 40 % van de hoogstand (75 tot 100 m3/h).

Natuurlijke ventilatie:
Natuurlijke ventilatie is de meest elementaire vorm van ventileren. Het is gebaseerd op het simpele feit dat warme lucht opstijgt en door strategisch geplaatste ventilatie-openingen in het dak automatisch verdwijnt. Parallel hieraan zorgen ventilatie-openingen op lager niveau voor de noodzakelijke toevoer van verse lucht.

De voordelen van natuurlijke ventilatie zijn talrijk:
- besparingen op energieverbruik;
- extra daglichtvoorziening door de openingen;
- lagere investeringen;
- langere levensduur;
- geruisloze werking;
- minder storingsgevoelig.

Mechanische ventilatie:
De verse lucht wordt vaak toegevoerd door roosters in ramen. De afvoer van lucht kan gebeuren door een mechanische afzuigunit in het aanwezige kanaalstelsel te plaatsen en aan te sluiten op een nieuwe dubbelwandige dakdoorvoer.
Bij een mechanisch ventilatiesysteem is het belangrijk dat er niet te veel, maar ook niet te weinig wordt geventileerd. Daarom zijn de meeste systemen uitgerust met een driestandenschakelaar, die in de keuken wordt geplaatst. Met deze schakelaar kan het systeem op een spaarstand (30%), een dagstand (60%) of op een kookstand (100%) ingesteld worden.

Het appartement wordt uitgerust met een hoogrendement gebalanceerd ventilatiesysteem met warmteterugwinunit. De volgende ruimten worden mechanisch afgezogen:- de keuken;- het toilet;- de badkamer / doucheruimte

CV ketel:
Voor de verwarming wordt gekozen een individueel centraal toestel type HR107:

HR-107 is een met gas gestookte ketel met deellastrendement van ten minste 107% op onderwaarde, gemeten volgens NEN-EN 677 en /of een toestel dat de HR-107 kwaliteitsaanduiding heeft volgens de Keuringseisen voor Gastoestellen (Gaskeur CV-HR)

Voor individuele centrale verwarmingstoestellen gelden de volgende rendementen (onderscheiden naar aanvoertemperatuur warmwater boven of onder 55 °C)

HR-ketel:
Principe:
Een relatief grote of extra warmtewisselaar zorgt voor warmteterugwinning uit de verbrandingsgassen. Deze worden hierbij zodanig afgekoeld dat er condensatie optreedt. De daarbij vrijkomende warmte wordt eveneens gebruikt. HR-ketels zijn van het Gaskeur HR-label voorzien, er zijn drie klassen. In nieuwbouw worden als het om individuele installaties gaat, vrijwel alleen nog HR-ketels geïnstalleerd. HR-ketels zijn uitstekend te combineren met lage temperatuur verwarmingssystemen.

Gebruiksrendement:
Het gemiddeld gebruiksrendement bedraagt ca. 90 tot 97,5% op onderwaarde. In de EPN is dit verder opgesplitst: Er wordt onderscheid gemaakt tussen toepassing van de HR-ketel bij hoge of late temperatuursystemen en bij water-CV of (direct gestookte) luchtverwarming.

Overig:
HR-ketels hebben altijd een elektronische ontsteking (geen waakvlam, hierdoor een besparing van ca. 40 -150 m³ aardgas per jaar), ventilator en een pompregeling of pompschakelaar (zorgt ervoor dat de circulatiepomp alleen draait als dat nodig is en bespaart jaarlijks in woningen ca. 200 kWh, en bij een combiketel kost een pompregeling 20 kWh voor het rondpompen van het warmtapwater).
Vrijwel altijd hebben HR-ketels een gesloten verbrandingsruimte en Gaskeur SV (Schone Verbranding). Een corrosievrije condensafvoer op het riool is noodzakelijk. Een HR-ketel kan niet worden aangesloten op een gemetselde schoorsteen.

Gebouwinstallaties:

Liftinstallaties:
De gehele installatie wordt binnen de bouwkundige schachtruimte of een stalen schachtskelet aangebracht.
Op enkele uitzonderingen na moeten liften opgesteld worden in een dichte gesloten schacht en een eveneens dichte machinekamer, met alleen de noodzakelijke openingen voor:
- deuren;
- doorvoer van leidingen en kabels;
- ventilatie;
- inspectie en onderhoud.
Van en naar de lift en de machinekamer lopen diverse aansluitingen. Deze worden meestal gebracht tot in de machinekamer, waarna de liftinstallateur ze zal verbinden met de liftinstallatie en de liftkooi.
De volgende aansluitingen en/of functies met hun installatie-eisen kunnen behoren tot de liftinstallatie:
Kracht- en lichtvoeding, hoofdschakelaar, brandmeldsignaal, noodstroomsignaal, buitendienstschakelaar, storingsmelder.

Rioleringsinstallaties:
De openbare of centrale riolering kan worden gevormd volgens twee hoofdtypen: het gemengde stelsel (één buizenstelsel) en het gescheiden stelsel (twee leidingnetten).

Binnenriolering:
De binnenriolering moet voor een goede werking in open verbinding staan met de buitenlucht. Hier wordt gebruik gemaakt van de primaire ontspanning. De beluchting en de ontluchting van het systeem gaan door verticale verlenging van de standleiding tot bovendaks.

Hemelwaterafvoer:
Voor het afvoeren van hemelwater gebruikt men buizen van verschillende materialen en vormen.

Voor de balkons worden balkontrechters gebruikt.

Elektrische installaties:
Bij de aanleg van een huisinstallatie kan men de volgende systemen toepassen:
- het normaaldoossysteem;
- het centraaldoossysteem;
- het gemodificeerde centraaldoossysteem;
- het wandkokersysteem (inplugsysteem).

Water:
De warmwaterbereiding kan zowel lokaal (bij of nabij een warmwatertappunt) als centraal voor alle tappunten van de warmwaterinstallatie worden gedaan.

Warmwaterbereiding kan op verschillende manieren plaatsvinden, met:
- doorstroomtoestelllen;
- voorraadtoestellen;
- een combinatie van doorstroom- en voorraadtoestel.

Glazenwasser:
Er kan gebruik gemaakt worden van een telescoopsteel, om de bewassing van de ramen te verzorgen.

Verdere installaties kunnen zijn: CAI/PTT, deurbel.

Leidingschacht:
In een leidingschacht komen de volgende leidingen voor:
- mechanische ventilatie; Ø 100
- centrale verwarming; Ø 100
- riolering (standleiding); Ø 110
- koudwaterleiding. Ø 100

1 opmerking:

Johannes zei

Wat een goede uiteenzetting. Soms is het niet altijd even duidelijk in hoeverre de verwarmingssystemen van elkaar varieren. Want elk verwarmingsinstallatie heeft weer zo z'n specifieke onderdelen. Het teveel aan bijkomstige hitte die bijvoorbeeld een cv-installatie afgeeft, moet ook weer naar buiten worden geleid door middels van een erop aangepaste rookgasafvoer voor een cv ketel