donderdag 26 april 2007

Project Klein gebouw

Project Klein gebouw

Het project

De Hogeschool als opdrachtgever heeft behoefte aan huisvestingsmogelijkheden voor buitenlandse studenten die tijdelijk in Nederland bij de Hogeschool een studie of project volgen. Deze studenten zullen maximaal 1 studiejaar in Nederland verblijven en zijn dus van verschillende nationaliteiten. Om een directe relatie met het instituut te waarborgen en om de kosten te drukken wil de opdrachtgever eigen gebouwen en terrein ter beschikking stellen. Specifieker denkt zij aan de Coolhaven voor het RIBACS instituut. Als voorbeeld heeft zij gekeken naar de zogenaamde parasite’s. Dit zijn kleine tijdelijke gebouwtjes die meestal op daken van bestaande gebouwen geplaatst worden om fundering- en installatiekosten te besparen maar kunnen ook op het eigen terrein geplaatst worden. De Hogeschool heeft behoefte aan ‘parasites’ die huisvesting moeten bieden aan maximaal 20 studenten. Of deze studenten individueel of samen gehuisvest moeten worden is nog onduidelijk en afhankelijk van de ideeën van de ontwerper en de ruimtelijke mogelijkheden, maar de opdrachtgever denkt als maximum per onderkomen aan 5 studenten . De opdrachtgever wil dat hier een onderzoek naar gedaan wordt en een standpunt ingenomen wordt. De studenten dienen in de parasites te kunnen wonen voor de periode van één jaar, terwijl er ook plaats moet zijn om te werken en te ontmoeten. De verblijven moeten een volledige voorziening hebben om te kunnen werken en wonen. Bovendien moet een (beveiligde) buitenruimte aanwezig zijn (met oog op de situatie op een dak) Zij verwacht dat een ruimtelijk onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheden van bouwen op en naast het gebouw van het RIBACS instituut op eigen terrein en een presentatie hiervan.
De opdrachtgever heeft geen specifieke inhoud van zo’n parasite in gedachte maar wil een vergelijk zien met oppervlakten van de huidige studentenhuisvestingpraktijk. De levensduur van de parasites zal minimaal 5 jaar moeten zijn.

De uitwerking van het stedelijk gebied en de parasite

Stedelijk plangebied: Locatie Parasite :
Plattegrond unit:
Doorsnede unit :
Gevels unit:
3D-visie:


Verbouwing (vergunning-bouwbesluit en gemeente)

Vergunningen, bouwbesluit en de gemeente:

De verbouwing:

Vergunningen:

De Woningwet:
Door de herziening van de woningwet en de introductie van het bouwbesluit zijn in 1992 een aantal veranderingen in de woningwet doorgevoerd. De voorschriften voor de techniek en inrichting zijn van de gemeentelijke bouwverordening overgenomen en verwerkt in het Bouwbesluit. Om het Bouwbesluit wettelijke kracht te geven is deze Algemene Maatregel van Bestuur in de artikelen 2, 3, 5, 6, 88 en 120 van de nieuwe woningwet benoemd.

Op basis van hoofdstuk 2 afdeling 2 artikel 8 van de nieuwe woningwet is de gemeente verplicht een Nieuw Model Bouwverordening vast te stellen.

Als volgt kan de Woningwet de volgende takken hebben:

Wat doet de Woningwet 2003:
- Bouwbesluit uitbreiden;
- Vergunningsstelsel vergemakkelijken voor de burger.

HET VOORTRAJECT

Bij het verbouwen van een bestaande woning komen veelal de volgende zaken aan de orde:
· de wensen en mogelijkheden;
· afstemming met de buren;
· de architect;
· de aannemer, offerte, bouwovereenkomst;
· de bouwvergunning;
· het Bouwbesluit;
· de welstand;
· aansprakelijkheden.
1.1 De wensen en mogelijkheden
Een goede voorbereiding is van zeer groot belang! De voornaamste reden voor het uitlopen van verbouwingen zijn veranderende of nieuwe wensen van de klant tijdens de uitvoering. Om tijdens de verbouwing niet voor verrassingen te komen te staan, wordt de opdrachtgever aangeraden bij de volgende zaken stil te staan:

- Ideefase
In de eerste fase van het verbouwtraject is het belangrijk dat de opdrachtgever het idee zover mogelijk uitdenkt.
- Wat wil men precies verbouwen en met welk doel?
- Wat zijn de gevolgen voor de rest van het huis?
- Wat voor sfeer moet de nieuw verkregen ruimte hebben?

- Programma van eisen
Vervolgens verdient het aanbeveling de ideeën, al dan niet in overleg met architect of aannemer, om te zetten in een lijst met eisen en wensen. Dit wordt ook wel het Programma van Eisen genoemd. Wensen kunnen met elkaar in tegenspraak zijn, daarom dienen prioriteiten te worden aangegeven.

- Budget
Stel het budget vast voor de totale verbouwing.

- Planning
Het opstellen van een voorlopige planning. Wanneer wil men beginnen en wanneer moet het gereed zijn, want een vergunningsaanvraag duurt vaak 3 maanden en vele vakmensen hebben erg volle agenda's. Daarbij komt dat een probleemloze verbouwing zelden voorkomt, om de opduikende problemen op te lossen is vaak extra tijd nodig.

1.2 Afstemming met buren
Burgemeester en wethouders (B & W) van gemeenten moeten afgegeven bouwvergunningen bekendmaken. Omwonenden en andere belanghebbenden hebben dan de mogelijkheid tot uiterlijk zes weken na bekendmaking van de bouwvergunning een bezwaar bij B & W in te dienen. Ondanks deze mogelijkheid om beroep aan te tekenen tegen een bouwwerk is het aan te raden in een vroeg stadium contact op te nemen met naburige bewoners. Er zijn geschreven - het zogenoemde Burenrecht - en ongeschreven normen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. Zo schrijft het Burgerlijk Wetboek bij bepaalde bouwwerken als een schutting op een erfgrens voor dat daarvoor toestemming moet worden gevraagd aan de buren. Het algemene uitgangspunt is dat aan hen geen hinder mag worden toegebracht. Hierbij valt te denken aan het wegnemen van licht of lucht of het verspreiden van stank of trillingen. Een goede afstemming met de buren voorkomt meestal veel ongenoegen en bevordert de voortgang tijdens de verbouwing. Bovendien geeft dit in een vroeg stadium informatie over mogelijke bezwaren en wensen, zodat aanpassingen mogelijk zijn. Ten slotte komt het regelmatig voor dat buren ook interesse tonen voor uitvoering van de geplande verbouwingsactiviteiten. Bij gezamenlijke opdracht voor de uitvoering van bijvoorbeeld een woninguitbreiding zal dit meestal tot reductie van de kosten leiden.

1.3 De architect
Bij kleinschalige verbouwingen, die veelvuldig voorkomen, verzorgt de aannemer vaak zowel het ontwerp als de uitvoering. Bij ingrijpender verbouwingen of als meer aandacht voor architectuur en vormgeving gewenst is, kan een architect worden ingeschakeld. Kenmerkende werkzaamheden van de (interieur)architect zijn het maken van een ontwerpvoorstel op basis van een Programma van Eisen, het vervaardigen van tekeningen voor de uitvoering en toezicht houden tijdens de uitvoering.

Een architect kan de opdrachtgever vanaf het idee onder andere helpen met:
- adviseren over het optimale gebruik van de beschikbare ruimte, kleur- en (dag)lichttoepassingen;
- adviseren over de bouwmethode, bouwmaterialen en energiebesparende maatregelen;
- aanvragen van de bouwvergunningen en het vervaardigen van de daarvoor benodigde tekeningen;
- vervaardigen van tekeningen en een technische omschrijving, op basis waarvan de aannemer een offerte kan aanbieden;
- controleren van kwaliteit en voortgang van het werk van de aannemer; bijhouden van bijvoorbeeld meer- en minderwerk en stelposten.

1.4 De aannemer, van offerte tot bouwovereenkomst
De aannemer kan een eenmansbedrijf zijn of een uitvoerend bouwbedrijf met 2 tot 300 werknemers. Kenmerkend voor het werk van een aannemer is het inkopen en verwerken van bouwmaterialen en het inzetten van de juiste discipline op het juiste moment. Planning, coördinatie en toezicht op de kwaliteit van het werk behoren eveneens tot de belangrijkste werkzaamheden. Het aanvragen van een bouwvergunning en het vervaardigen van de daarvoor benodigde tekeningen is in de meeste gevallen ook aan deze vakman over te laten. Na overleg kan de aannemer een offerte maken. Om een zo nauwkeurig mogelijke offerte te maken, heeft hij een hele reeks gegevens nodig, in principe over alles wat invloed kan hebben op de prijs. In de uitgebrachte offerte staat een beschrijving van het bouwproject, de planning, een specificatie van te gebruiken materialen en natuurlijk de kosten.
Als klant en aannemer het eens zijn over de prijs, startdatum, uitvoeringsduur en technische omschrijving, kan worden overgegaan tot het opstellen van het contract en de bijbehorende contractstukken. Contractstukken zijn de (aangepaste) offerte, technische omschrijving en planning. Afspraken worden gemaakt over de hoeveelheid termijnen van betaling. Er bestaan ook andere prijsafspraken die niet zijn gebaseerd op een vaste totaalprijs. Voor een verbouwing met veel onzekerheden, kan een aannemer hieraan de voorkeur geven.

1.5 De bouwvergunning
Inzake de bouwvergunning bestaan er drie categorieën bouwwerken: vergunningsvrij, licht vergunningsplichtig en regulier vergunningsplichtig. Vergunningsvrij is niet mogelijk in geval van een monument, beschermd stads- of dorpsgezicht, recreatiewoning of tijdelijk bouwwerk. De tabel geeft per verbouwing aan welke categorie vergunningsplicht van toepassing kan zijn.

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, kozijn- en gevelwijzigingen, dakkapellen en meer dan 1 m hoge erf- of perceelafscheidingen kunnen alleen aan de achterzijde en zijkant (niet grenzend aan de weg of openbaar groen) vergunningsvrij zijn. De lichte vergunningsplicht is van toepassing, indien de voor vergunningsvrije bouwwerken in aanmerking komende bouwwerken niet kunnen voldoen aan de daartoe gestelde kenmerken. Wanneer een aan- of uitbouw hoger is dan 5 m moet men een reguliere bouwvergunning aanvragen.

Vergunningsvrije werken:
In de volgende figuur is aangegeven welke stappen moeten worden genomen voor een vergunningsvrije verbouwing. Deze verbouwingen worden vooraf niet gecontroleerd door B&W, maar moeten zoals alle bouwwerken wel voldoen aan:
- de bouwtechnische eisen uit het bouwbesluit;
- de redelijke eisen van de welstand;
- de voorschriften uit het bestemmingsplan.

Vergunningsplichtige werken:
Bij een (licht) bouwvergunningsplichtig bouwwerk moet men met een landelijk standaardformulier een aanvraag voor een bouwvergunning worden ingediend bij de gemeente. In de bijlage bij het aanvraagformulier staat welke stukken moeten worden meegeleverd.

In de volgende figuren zijn de stappenplannen gegeven voor licht vergunningsplichtige en regulier vergunningsplichtige verbouwingen.



Licht vergunningsplichtig verbouwen
Regulier vergunningsplichtig



Weigeren van vergunning:
Het is op basis van 5 wetten mogelijk een vergunning te weigeren of aan te houden. Deze wetten zijn:
- Bouwbesluit;
- Nieuwe Modelbouwverordening;
- Bestemmingsplan;
- Welstand;
- Monumentenwet.

Bezwaarschrift:
Men kan achtereenvolgens bezwaar aantekenen bij:
- bezwaar à B&W à Gemeente (BB) hierna kan;
- beroep aangetekend worden à bestuursrechter en hierna kan nog als laatste;
- naar de Raad van State gaan.

Bestemmingsplan:
In het bestemmingsplan staat precies welke bestemming de grond heeft en de voorschriften die bij de verschillende bestemmingen horen. Een bouwvergunning kan worden afgewezen op basis van het bestemmingsplan. B & W beschouwt de aanvraag dan als een verzoek tot vrijstelling. Er wordt in dat geval automatisch een artikel 19-procedure opgestart. Voor een verbouwing geldt gebruikelijk de korte artikel 19-procedure. Hierbij is de proceduretijd ongeveer 16 weken. De aansluitende periode om beroep aan te tekenen tegen de bouw is 18 weken.

De vrijstellingsprocedure heeft 3 artikelen namelijk artikel 15, 17 en 19.

Artikel 15 is voor binnen de bebouwingsplan (als iets afwijkt)
Artikel 17 is een tijdelijk vrijstelling deze is voor 4 jaar met maximaal 5 jaar.
Artikel 19 is een stukje van het bestemmingsplan wijzigen.

Artikel 19 kan men in drie delen weer verdelen namelijk:
19.1, dit is de zwaarste, dit is een zelfstandige projectprocedure (gemeente);
19.2, bevoegd gezag licht bij de provincie;
19.3, bevoegd gezag van B&W.

Bouwverordening:
In de bouwverordening staan onder andere de voorschriften inzake de aansluitingen van het huis op het gemeenteriool en de openbare nutsvoorzieningen. Ook bevat deze een aantal stedenbouwkundige voorschriften, zoals de afstand die bij het bouwen tot de weg moet worden aangehouden.

Vergunningsverlening van rechtswege:
Wanneer een vergunning niet binnen de gestelde termijn is verleend, wordt deze van rechtswege verleend. In dat geval kan worden begonnen met de werkzaamheden. Een vergunning van rechtswege is echter niet geldig, wanneer de verbouwing niet voldoet aan het geldende bestemmingsplan.

1.6 Het Bouwbesluit
Een verbouwing (verandering, vernieuwing of vergroting van een bouwwerk) moet altijd voldoen aan de technische voorschriften uit het Bouwbesluit. De technische voorschriften zijn hierbij onderverdeeld in nieuwbouw en bestaande bouw. Het gedeelte dat daadwerkelijk wordt veranderd, vernieuwd of vergroot, moet in eerste instantie altijd voldoen aan de nieuwbouweisen. Dit is echter niet altijd mogelijk. In dat geval kan men bij B & W ontheffing aanvragen. De bouwvergunningaanvraag houdt dan tevens een verzoek tot ontheffing in. Hierbij worden de volgende niveaus onderscheiden:
* ontheffing wordt in eerste instantie verleend tot het niveau bestaande bouw uit het Bouwbesluit;
* wanneer niet is te voldoen aan het niveau van bestaande bouw, kan ontheffing worden aangevraagd tot het niveau van de indertijd verleende bouwvergunning;
* voor een aantal artikelen van het Bouwbesluit is ontheffing te verkrijgen tot de volgende waarden die dit besluit onder verbouwingseisen geeft:
- inzake de isolatie van buitengeluid (Ga;k) en geluidsisolatie (llu;k en Ico) mag ontheffing worden verleend tot een maximum van 10 dB(A) onder het niveau van 'nieuwbouw';
- met betrekking tot de warmteweerstand van bouwdelen mag ontheffing worden verleend tot 1,3 (m2.K/W);
- bij een verbouwing of uitbreiding van een gebouw hoeft niet te worden voldaan aan de EPC-eis (energieprestatiecoëfficiënt).

Delen die niet worden aangepast tijdens de verbouwing, moeten wel voldoen aan de voorschriften voor bestaande bouw. Met name voor de voorschriften veiligheid (brand) en gezondheid (met uitzondering van de geluidseisen) is geen ontheffing mogelijk.

1.7 De welstand
Door veranderingen in de Woningwet worden gemeenten verplicht de redelijke eisen van welstand, gebruikt bij de bouwvergunningstoets, vast te leggen in een openbare nota. De criteria waaraan het bouwwerk moet voldoen, zijn zo vooraf bekend, wat verrassingen achteraf en het gevoel van willekeurig genomen besluiten voorkomt. Bij de meeste licht vergunningsplichtige bouwwerken moeten de welstandseisen zo gedetailleerd zijn, dat daarover geen enkel misverstand kan ontstaan.
Bij de lichte bouwvergunningsprocedure heeft B & W de mogelijkheid zelf te toetsen aan de redelijke eisen van welstand zonder advies te vragen aan de welstandscommissie. Bij maatschappelijke of economische belangen (in ieder geval andere motieven dan welstandsmotieven) heeft zij de bevoegdheid een bouwvergunning te verlenen die in strijd is met de redelijke eisen van welstand.

1.8 Aansprakelijkheden
De aannemer is verantwoordelijk voor de technische staat van een verbouwing. De verbouwing moet voldoen aan het Bouwbesluit. De gemeente heeft hierin een controlerende taak. Wanneer blijkt dat hieraan niet wordt voldaan, kan de gemeente door een aanschrijving bepaalde voorzieningen eisen.

Aansprakelijkheid na oplevering:
Na oplevering is de aannemer, volgens de Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV) in bepaalde situaties aansprakelijk, namelijk:
• gedurende 5 jaar voor verborgen gebreken. Dit zijn gebreken die tijdens de bouw of de oplevering niet aan het licht zijn gekomen;
• gedurende 10 jaar wanneer een verbouwing geheel of gedeeltelijk instort door de gebruikte bouwmethode of materialen. Ook voor de gevolgen van het funderen op slechte grond is hij 10 jaar verantwoordelijk.

Waarschuwingsplicht:
Wanneer de aannemer bij een door een architect ontworpen verbouwing constateert dat deze niet voldoet aan het Bouwbesluit, is hij verplicht dit te melden aan de opdrachtgever. Het is verstandig dit schriftelijk vast te leggen. Wanneer dit wordt verzuimd, dan kan de aannemer samen met de architect verantwoordelijk worden gesteld voor de gebreken en de schade die hierbij ontstaan.

2.0 Planschade
Art. 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening:Bij de toepassing van de Wet op de Ruimtelijke ordening kent de overheid 4 plannen namelijk:
- het facetplan;
- het streekplan;
- het structuurplan;
- het bestemmingsplan.

De gemeenteraad kent, voor zover blijkt dat een belanghebbende als gevolg van de wijziging van de bepalingen van een bestemmingsplan, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

U kunt dus recht hebben op planschade als uw eigendom in waarde daalt of als u een andere schade lijdt door de wijziging van een bestemmingsplan.Er kan sprake zijn van planschade:
•als dichtbij uw huis woningen of bedrijfspanden worden gebouwd;
•als uw privacy wordt aangetast
•als u geluidsoverlast krijgt
•als het zonlicht in uw tuinderij afneemt door bebouwing;
•als uw bedrijfsvoering wordt belemmerd door nieuwe bebouwing


U komt niet in aanmerking voor vergoeding van de schade die u lijdt:
•als u ontwikkelingen of wijzigingen van te voren wist of had kunnen weten, bijvoorbeeld bij de aankoop van uw eigendom;
•als u geen gebruik heeft gemaakt van een bestemming toen deze nog gunstig voor u was;
•als sprake is van 'normaal maatschappelijk risico' en uw schade niet groter is dan de schade van andere burgers.


Als u meent dat u planschade lijdt moet u een verzoek in dienen bij de gemeenteraad. Meestal moet een schaderapport worden toegevoegd.

VERGUNNINGSVRIJ BOUWEN
Randvoorwaarden voor vergunningsvrij bouwen:
Er wordt vanuit gegaan dat de bestaande woning bestemd is voor permanente bewoning, geen monument is en niet is gelegen in een beschermd stads- of dorpsgezicht.

Uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (algemeen geldend):
- Het nieuwe gedeelte komt op het achter- of zijerf. Het zijerf mag niet direct grenzen aan de weg of het openbaar groen.
- Het gebruik moet aan de woning gerelateerd zijn, dus geen uitbreiding voor winkelruimte, kantoorruimte e.d.
- Het zij- of achtererf mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd.
- Het nieuwe gedeelte dient op de grond te staan en mag ten hoogste bestaan uit één bouwlaag.

Aan- en uitbouwen:
- Ligt minimaal 1 m vanaf:
- de grens privé - openbaar groen of de weg;
- de grens met het burenerf;
- de voorgevelrooilijn.
- Maximale hoogte:
- indien de uitbouw wordt gebouwd aan een woning met één bouwlaag: 4 m, gemeten vanaf het aansluitende terrein;
- indien de bestaande woning lager is dan 4 m, dan mag de uitbouw daar niet bovenuit komen;
- indien de bestaande woning meerdere bouwlagen heeft: 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping.
- Diepte: minder dan 2,5 m (loodrecht gemeten op de oorspronkelijke gevel).
- De uitbouw mag niet breder zijn dan de oorspronkelijke gevel waaraan wordt gebouwd.

Bijgebouw of overkapping:
- Ligt minimaal 1 m vanaf:
- de grens openbaar groen of de weg;
- de voorgevelrooilijn;
- de grens met het burenerf, indien de bruto-oppervlakte meer dan 10 mz is.
- Maximale hoogte: 3 m, gemeten vanaf het aansluitende terrein.
- De totale bruto-oppervlakte van de op het erf aanwezige bouwvergunningsvrije gebouwde bijgebouwen en overkappingen is minder dan 30 m3.

Kozijnveranderingen:
- Het kozijn is niet aangebracht in een voorgevel of een naar de weg of een openbaar groen gekeerde zijgevel.
- De bestaande gevelopening wijzigt niet.

Dakkapel:
- Gebouwd op het achterdakvlak of een niet naar de weg of openbaar groen gekeerd zijdakvlak.
- Afstand tot de voorgevel meer dan 1 m.
- Voorzien van een plat dak.
- Zijwanden ondoorzichtig.
- Hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1,5 m.
- Onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet.
- Bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok.
- Zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak.

Dakraam:
- Onderzijde meer dan 0,5 m boven de dakvoet.
- Bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok.
- Zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak.

Erf- of perceelafscheiding:
- Niet hoger dan 1 m, of
- Niet hoger dan 2 m, en gebouwd:
- op een erf of perceel waar reeds een gebouw staat;
- meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn, en
- meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen.

Bouwbesluit:

Bouwbesluit-aspecten, eisen en termen voor een verbouwing:
Uitbreidingen aan een woning moeten worden beschouwd als nieuwbouw en moeten dus ook voldoen aan de nieuwbouwvoorschriften uit het bouwbesluit. Voor situaties waar dat niet mogelijk is, kan men bij B & W ontheffing aanvragen. Het bestaande deel van de woning waaraan geen veranderingen plaatsvinden, mag in de oude staat gehandhaafd blijven en hoeft alleen te voldoen aan de eisen voor bestaande bouw.

De voornaamste aspecten uit het bouwbesluit over verbouwingen:

Termen voor ruimten:
Ruimtes in woningen worden in het bouwbesluit met speciale termen weergegeven. Hieraan worden vervolgens eisen gekoppeld. Voor woningen zijn de termen als volgt te vertalen:

- verblijfsruimte: slaapkamer, woonkamer, keuken, hobbyruimte e.d. Een verblijfsruimte ligt altijd in een verblijfsgebied.

- verblijfsgebeid: op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte. Het gaat dus om een mogelijke verzameling van slaapkamers, woonkamer, hobbyruimte e.d. en keuken.

Minimale afmetingen:
Ruimten:
De minimale afmetingen van ruimten in een woning zijn:

Wanneer een afmeting niet haalbaar is, kan ontheffing worden aangevraagd bij B & W. Een verkeersruimte (gang e.d.) dient minimaal 1,1 m breed te zijn.

Vrije doorgang:
De volgende eisen gelden voor vrije doorgangen (bijv. deurkozijnen) in woonkamer, slaapkamer, keuken, toilet en badkamer en de route vanaf de entree naar deze ruimten:
- de vrije hoogte moet ten minste 2,3 m zijn.
- De vrije breedte moet ten minste 0,85 m zijn.

De breedte van een vrije doorgang is de afstand in horizontale richting tussen twee bouwdelen. Bij een deur wordt de vrije doorgang gemeten met de deur in openstaande toestand, waarbij de kleinste maat de maatgevende breedte is.

Entree:
Bij een woningtoegangsdeur geldt dat geen groter hoogteverschil dan 20 mm moet worden overbrugd om binnen te komen.

Sterkte:
Bij kozijnen hoeven de stijlen en dorpels die de omranding van het kozijn vormen, niet te worden berekend op strekte en stijfheid. Als uitgangspunt geldt dat het kozijn rondom goed is verankerd aan het bouwkundig kader. De maximale lengte van tussenstijlen en -dorpels is afhankelijk van de windbelasting. Bij tussendorpels wordt de maximale lengte tevens bepaald door het glasgewicht. Vanwege de maximaal toelaatbare vervorming bij transport en de maximale lengtekrimp bij daling van het houtvochtgehalte gelden de volgende kozijnafmetingen:
- maximale breedte: 5000 mm;
- maximale hoogte: 3500 mm;
- maximale oppervlakte: 12,5 m2.
Op basis van de praktijk is de lengte van tussendorpels beperkt tot 3500 mm.

De afmetingen van ramen zijn:
- maximale breedte: 1400 mm;
- maximale hoogte: 1800 mm;
- breedte: ≤ 1,5 x hoogte

Vloeren en daken worden bij verbouwingen veelvuldig gemaakt van houten balklagen. De afmetingen moeten worden berekend volgens NEN 6760.

Brandveiligheid:
Bij een eventuele brand in een woning is het belangrijk dat er:
- voldoende tijd en gelegenheid is om aan de vlammen te ontkomen;
- gevlucht kan worden voordat de constructie bezwijkt;
- gelegenheid is de brand te blussen voordat de belending vlamvat;
- in geval van instorting bij brand geen schade ontstaat aan omringende bebouwing.

Materiaalgebruik:
- Materialen moeten minimaal voldoen aan brandklasse 4 volgens NEN 6065 of klasse D (Euroklassen). Deze eis geldt niet voor ramen, deuren en kozijnen.
- De rookdichtheid van de materialen mag maximaal 10 m-1 volgens NEN 6065 of klasse s2 (Euroklassen).
- De bovenkant van de vloer en trap moet ten minste van brandvoortplantingsklasse T3 volgens NEN 1775 zijn.

Om aan bovenstaande eisen te voldoen moeten houtsoorten en houtachtige plaatmaterialen met een volumieke massa van meer dan circa 400 kg/m3 bezitten.

Brandwerendheid op bezwijken en scheiden:
- de WBDBO-eis naar andere woningen is 60 minuten.
- Brandwerendheid hoofddraagconstructie is minimaal 60 minuten.

De woning, inclusief uitbreiding, is gewoonlijk één brandcompartiment. Een garage bij een woning is als een apart brandcompartiment aan te merken. Dit moet men nagaan bij de gemeente. Wanneer een garage een apart brandcompartiment is, bedraagt de WBDBO-eis (weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag) 30 minuten tussen garage en woning.
Voor een vloer binnen de woning die de scheiding vormt tussen twee verblijfsruimten, geldt geen brandveiligheidseis. In veel gevallen is echter wel de eis van 60 minuten op bezwijken van toepassing (indien onderdeel van de hoofddraagconstructie).

Een brandwerendheid van binnen naar buiten (op bezwijken en scheiden) van 30 of 60 minuten is bij hsb-elementen eenvoudig te bereiken met een volledige vulling van minerale wol en enkele of dubbele - al dan niet met glasvezels gewapende - gipskartonplaten.

In geval van uitbouwen dient de opvangconstructie van de bestaande gevel normaliter 60 minuten brandwerend te zijn (indien vloer- en of dakdragend). Een staalconstructie dient hiervoor te worden omkleed met een brandwerend materiaal en een houtconstructie te worden gedimensioneerd met norm NEN 6073.

Brandoverslag:
Brandoverslag heeft betrekking op de ramen in de gevel en het dak. De WBO-eis (weerstand tegen brandoverslag) naar andere brandcompartimenten is in het algemeen 60 minuten. De minimale afstand tussen gevelopeningen dient te worden aangehouden. Tegenover elkaar gelegen gevelopeningen:
- gebruikelijk 5 m, minimaal 2,5 m van de perceelgrens;
- in de ongunstigste situatie is een veilige afstand van ten minste 15 m benodigd (minimaal 7,5 m van de perceelgrens.

Naast elkaar gelegen gevelopeningen:
- 0,25 m (minimaal 0,125 m van de perceelgrens). Een afstand ter grootte van de bouwmuurdikte is altijd voldoende.

Onder een hoek van elkaar gelegen gevelopeningen:
- 4 m bij een WBDBO van 60 minuten;
- 2,45 m bij een WBDBO van 30 minuten.

Wanneer de afstand kleiner is dan de aangegeven waarden, moeten de volgende maatregelen worden genomen:
- glas 30 minuten brandwerend uitvoeren;
- gevelopeningen niet voorzien van draaiende delen.

Vluchten bij brand:
Vanuit een verblijfsgebied of verblijfsruimte moet de voordeur binnen 15 m worden bereikt.

Inbraakwerendheid:
Onder de volgende condities wordt een gevelelement als inbraakgevoelig aangemerkt:
- de eerste 2,4 m van de gevel, gemeten vanaf het maaiveld;
wanneer een garage of uitbouw aan de woning wordt geplaatst, waarbij:
- de hoogte van uitbouw of garage ≤ 3,5 m is en;
- het gevelelement ligt in de eerste 2,4 m gemeten vanaf het platte (of licht hellende) dakvlak van de uitbouw of garage en;
- het dak van de uitbouw een oppervlak heeft van ten minste 0,6 x 0,6 m.

Geluidswering:
De geluidsisolatieprestaties zijn bij houtskeletbouw niet gebaseerd op ‘massa’ zoals veelal bij steenachtige constructies, maar op 'buigslappe constructie' en 'ontkoppeling'.
Aanbevelingen die geluidsisolatie positief beïnvloeden zijn:
- zo weinig mogelijk koppeling tussen bouwdelen en omringende constructie.
Eventueel veerkrachtige koppeling toepassen (bijv. metalen veerrails bij plafonds);
- streven naar een zo groot mogelijke spouwwijdte (afstand tussen bekledingen);
- vergroting massa van de platen;
- bekleding van meerdere lagen;
- gebruik van akoestisch buigslappe materialen;
- vulling constructie met onverpakte minerale wol;
- zorgvuldig uitvoeren van leidingdoorvoeren ter voorkoming van geluidslekken.

Geluidswering van een uitwendige scheidingsconstructie:
Het binnengeluidsniveau in een verblijfsgebied mag maximaal 35 dB(A) zijn. Bij verbouwingen kan B & W ontheffing verlenen tot een maximaal binnenniveau van 45 dB(A).

Verbouwingen aan de achterzijde van bestaande woningen voldoen vrijwel altijd aan de eisen. Voor verbouwingen aan de zij- en voorkant moet bij de gemeente worden nagegaan, of de geluidsbelasting groter is dan 55 dB(A). Dit zal alleen het geval zijn, indien de woning gevoelig is voor lawaai van industrie-, weg- (drukke straat) en treinverkeer of luchtvaart.

Bij een geluidsbelasting > 55 dB(A) moet een G­A’K-berekening worden opgesteld en moet rekening worden gehouden met de volgende maatregelen:
- toepassing van een suskast in plaats van een ventilatierooster;
- zwaarder glas in de kozijnen;
- betere kierdichting bij draaiende delen;
- zacht isolatiemateriaal in de spouw.

Geluidsisolatie binnen de woning:
De eisen zijn als volgt:
- tussen ruimten in dezelfde woning: llu;k en lco moet > -20 dB zijn. Bij B & W kan tot
maximaal -30 dB ontheffing worden aangevraagd;
- tussen verschillende woningen: llu;k moet 0 dB zijn en lco moet > +5 dB zijn. Bij B & W
kan men tot maximaal een llu;k van -10 dB en een lco van > -5 dB ontheffing aanvragen.

Vloeren:
- bij een verend bevestigd plafond (metalen veerregels) zonder vulling met minerale wol wordt aan de eisen llu;k en lco > -20 dB voldaan en wordt ook vaak de waarde lco = -15 dB bereikt.
- met minerale wol is de waarde lco = -15 dB in de meeste gevallen haalbaar;
- een verbetering van de contactgeluidsisolatie is nog te verkrijgen door een 'droge’ zwevende dekvloer van bijvoorbeeld een dubbele gipsplaat op minerale wol (harde persing);
- voor woningscheidende vloeren dient gebruik te worden gemaakt van een zwevende dekvloer (vrij van de randen!), een verend bevestigd plafond van dubbele gipsplaten en een vulling van minerale wol.

Binnenwanden:
- aan de eis llu;k en lco > -20 dB wordt bij een wand met enkele beplating en zonder minerale wolvulling in principe alleen voldaan bij een stijlafstand van 600 mm;
- een vulling van minerale wol geeft een verbetering, waardoor ook bij een stijlafstand van 400 mm veelal aan de genoemde eisen wordt voldaan;
- de opbouw met een dubbele beplating zonder minerale wolvulling levert ongeveer dezelfde geluidsisolatie op als de opbouw met enkele beplating met minerale wolvulling;
- een vulling van minerale wol bij de opbouw met dubbele beplating geeft een resultaat dat nog enkele dB's beter is;
- een stijlafstand van 600 mm is in alle situaties aan te bevelen;
- de holle ruimte in de vloeren onder en boven de binnenwand dient men af te sluiten ter plaatse van de binnenwand met klossen of stroken minerale wol ter voorkoming van omloopgeluid.

Woningscheidende wanden:
Bij verbouwingen ontstaan er niet zo vaak nieuwe woningscheidende wanden.
Houtskeletbouw maakt bij woningscheidende wanden altijd gebruik van losgekoppelde spouwbladen. Enkele aanbevelingen:
- met 'open' spouwbladen worden de beste resultaten bereikt en wordt voldaan aan de gestelde eisen. Deze spouwbladen bevatten wel minerale wol, maar geen beplating aan de spouwzijde;
- de luchtspouw dient minstens 50 mm te zijn, aan weerszijden geflankeerd door ca. 90 mm minerale wol;
- meestal is onder het platte dak ook een plafond noodzakelijk om aan de eis llu;k > 0dB te voldoen;
- een dubbele beplating aan de kamerzijde geeft een beter resultaat dan een enkele;
- de h.o.h.-afstand tussen de stijlen dient bij voorkeur 600 mm te bedragen. Kleinere afstanden verslechteren het resultaat;
- bij woningscheidende wanden dienen de begane-grondvloeren onderbroken te worden.

Wering van vocht:
Hierbij gaat het om wering van vocht van buiten en van binnen. De voorschriften zijn gegeven om te voorkomen dat er in gebouwen vochtoverlast optreedt, wat de kwaliteit van het binnenmilieu aantast. De eisen voor vochtwering van buiten komen erop neer dat de scheidingsconstructies waterdicht moeten zijn en dat er geen vochtige lucht vanuit de kruipruimte in de woning komt.

Betreffende vochtwering van binnen zijn eisen gesteld aan:
- de factor van de binnenoppervlaktetemperatuur (f-factor);
- doel van de eisen is vochtopeenhoping als gevolg van condensatie uit te sluiten. Condensatie wordt voorkomen door het vermijden van relatief koude binnenoppervlakken (zgn. koudebruggen). De f-factor is het meest kritisch in hoeken, omdat daar de binnenoppervlakte het sterkst afkoelt. In slaapkamers, woonkamer, keuken e.d. moet een f-factor van 0,65 worden gehaald. Uit onderzoek blijkt dat bij hsb-constructies met betrekking tot de huidige eisen weinig of geen problemen optreden. Geadviseerd wordt bij gevelafwerking met hout of plaatmateriaal een houtafmeting van minimaal 38 x 140 mm in de buitenwanden toe te passen;
- bij de aansluiting van buitenwanden aan een steenachtige begane-grondvloer en aan de fundering vereist het vermijden van koudebruggen de nodige zorg. Isolerende voorzieningen dienen te worden toegevoegd aan de vloer;
- bij kozijnen is de breedte van het kozijnhout en de plaats van het kozijn ten opzichte van bet binnenspouwblad bepalend. Kozijnen met een geringe breedte en geplaatst tegen de buitenzijde van het binnenspouwblad voldoen alleen bij toepassing van dagstukken en vensterbanken met een glad en dicht oppervlak;
- vermogen tot wateropname van de wanden. Aan deze eis wordt voldaan indien in bad- of toiletruimten tot 1,2 m hoogte tegels en ter plaatse van bad of douche tot 2,1 m worden toegepast.

Ventilatie:
Met de ventilatievoorschriften voor het verblijven van mensen in een besloten ruimte wil men de kwaliteit van de binnenlucht voor het beoogde gebruik waarborgen. Bij een verbouwing hoeft men alleen een (eventuele) ventilatievoorziening te plaatsen in de ruimten die bij de verbouwing worden gewijzigd. De eisen zijn als volgt:
- de volgende ruimten moeten worden voorzien van ventilatie:
o woonkamer, slaapkamer 0,9 dm3/s per m2 met een minimum van 7,0 dm3/s;
o keuken 21 dm3/s;
o toilet 7 dm3/s;
o badruimte 14 dm3/s;
o garage 3 dm3/s (het ventileren mag gebeuren door open stootvoegen e.d.);
- na vaststelling van de benodigde ventilatie per ruimte is met productinformatie over de capaciteit een keuze te maken voor de toe te passen roosters.
- bij woningen moet de ventilatielucht voor minimaal 50% rechtstreeks van buiten komen (eventueel via een ventilatiesysteem) en mag deze bijvoorbeeld worden afgevoerd via een toilet- of badruimte. Voor een goede balanssituatie tussen in- en uitstromende lucht moeten dan openingen zijn aangebracht in de scheidingsconstructie. Dit heet overstroomcapaciteit. Met een spleet onder de deur ≥ 20 mm wordt meestal aan de eisen voldaan;
- de ventilatielucht in een keuken, toilet en badkamer moet rechtstreeks naar buiten worden afgezogen;
- een ventilatierooster, dat loodrecht gemeten, op minder dan 2 m van de perceelgrens ligt, mag niet als ventilatieopening worden meegerekend. Om tocht te voorkomen dient de opening zich minimaal 1,5 m boven de vloer te bevinden;
- verdunningsfactor <>

De gemeente:
Wat doet Bouw- en Woningtoezicht met een verbouwing?
Voor het verbouwen van een bouwwerk wordt erop toegezien of het bouwwerk voldoet aan de eisen van het bouwbesluit c.q. de bouwverordening, dit gebeurt door Bouw- en Woningtoezicht. Indien het niet voldoet, kan Bouw- en Woningtoezicht tot aanschrijving overgaan.

Werkzaamheden die verband houden met de bouwvergunning zijn:
- toetsing of het bouwplan in behandeling genomen kan worden en toetst inhoudelijk conform bestemmingsplan, welstand en bouwbesluit;
- behandeling en beoordeling van diverse vergunningsaanvragen: bouwvergunning, sloopvergunning (sloopveiligheidsplan);
- behandeling en beoordeling onderzoek naar bodemverontreiniging;
- behandeling en beoordeling bouwveiligheidsplan.

De beoordeling vindt plaats op basis van de Bouwverordening.
Bij een verbouwing zijn twee zaken van belang:
- in hoeverre behoren de eisen van nieuwbouw gehanteerd te worden (welk deel van het gebouw)?
- In hoeverre is het te overwegen aan B&W ontheffing aan te vragen?
Tijdens de uitvoering ligt het accent op de controle van de naleving van:
- plichten en rechten van de bouwer in relatie tot overheid en derden;
- plichten en rechten van de bouwer in relatie tot omgeving en derden;

Indien de bouwer de voorgeschreven regels niet naleeft, is Bouw- en Woningtoezicht bevoegd de bouw stil te leggen.

Na gereedmelding en voor ingebruikneming controleert Bouw- en Woningtoezicht of aan de regels en voorschriften is voldaan.

Waar is Bouw- en Woningtoezicht nog meer belangrijk voor?
Bij het uitzetten van het werk geeft de landmeter van de gemeente de vaste punten aan en hij geeft aan waar hoogtematen verkregen kunnen worden.
De opzichter van de gemeente adviseert over de afvoer van overtollige grond en houdt nauwkeurig de milieuaspecten bij het grondwerk in de gaten. Als bij het grondwerk de bestrating vervuild wordt, zal hij daar eisen aan stellen.
Als er eerst gesloopt moet worden, controleert hij waar het puin naar toe gaat en of dat asbestvrij is. Bij bemaling geeft hij aan waarhet water geloosd mag worden. Ook zal hij zich laten informeren als er peilbuizen voor de grondwaterstand bijgehouden worden.

In overleg met de politie en de gemeente wordt de verkeerssituatie besproken, zoals in- en uitritten van de bouwplaats, evenals de parkeergelegenheid.
Ook zullen de tijdelijke aansluitingen van riolering, water en elektra met de opzichter van de gemeente of met mensen van de nutsbedrijven besproken worden. Hij wil ook geïnformeerd zijn over de invloed van de bouwkraan op de radio- en televisieontvangst.
In de ontwerpfase zijn eisen van de brandweer geformuleerd en tijdens de bouw controleert de ambtenaar van de gemeente de uitvoering daarvan

De berekeningen en tekeningen van constructies worden door de ambtenaren nagekeken en op het werk wordt de wapening gecontroleerd.
Bij tijdelijke ingebruikneming van grond van de gemeente is overleg nodig en de gemeente vraagt daar geld (precario) voor.
Overal waar de uitvoering van een nieuwbouwproject raakvlakken heeft met de openbare ruimte is overleg met de gemeente nodig of controleert de gemeente de aannemer.

Woningverkoopbrochure van een vakantiehuis

Project: Woningverkoopbrochure

De opzet

In het algemeen geldt voor deze cursus het volgende raamwerk, de theorie (de beeldende aspecten en technieken) maakt hier vast deel van uit, het onderwerp van de oefeningen kan echter per jaar anders zijn.

De studenten maken een verkoopbrochure van een woningbouwproject, deze is samengesteld uit een visueel en een tekstueel gedeelte. Het visuele gedeelte bestaat uit presentatietekeningen, schetsen en sfeerbeelden. Dit gedeelte wordt begeleid tijdens de tekenlessen. Het tekstuele gedeelte wordt begeleid tijdens de lessen taalbeheersing.

De tekeningen kunnen onderverdeeld worden in 2D tekeningen: de situatie, plattegrond, gevel, doorsnede en 3d tekeningen: artist impressions van exterieur en interieur, exploded view.





























Dakkapellen

Dakkapellen

HFDST 1 GESCHIEDENIS:

1.0) Historie:

De eerste vormen van een dakkapel zijn waarschijnlijk ontstaan vanuit de behoefte om een uitkijkpost vanuit het woongedeelte van kasteelachtige gebouwen te hebben.Daarnaast is door de bouwers van huizen uitgevonden dat een schuin dak voordelen heeft als het gaat om afwatering, maar dat dit nadelen heeft voor de bruikbare ruimte en de lichtomstandigheden.Om daar verbetering in te brengen is in de loop van de tijd een verscheidenheid aan uitbouwen aan schuine daken geïntroduceerd. (de dakkapel)Dakkapellen kunnen om drie redenen aangebracht worden:- om meer licht te brengen in de ruimte;- om meer bruikbare en beloopbare ruimte te creëren;- om beluchting van de ruimte mogelijk te maken.

HFDST 2 VERGUNNINGEN:

2.0) Wanneer mag er voor een dakkapel vergunningsvrij gebouwd worden?
Wanneer een vergunningsvrij dakkapel?

Voor het bouwvergunningsvrij mogen plaatsen van een dakkapel gelden de volgende voorwaarden:
1. de dakkapel moet op een bestaande woning of woongebouw worden geplaatst. Als tijdens de bouw van een woning toch nog wordt besloten om een dakkapel aan te brengen, dan kan dat niet bouwvergunningsvrij;
2. de dakkapel wordt op het achtervlak of op een zijdakvlak gebouwd. Dit zijdakvlak mag echter niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijn;
3. de afstand tot de voorgevel van het gebouw is meer dan 1 meter;
4. de dakkapel heeft een plat dak;
5. de zijwanden van de dakkapel zijn ondoorzichtig;
6. de dakkapel is, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, niet hoger dan
1,5 meter;
7. de onderkant van de dakkapel ligt meer dan 0,5 meter, maar minder dan
1 meter boven de dakvoet(1);
8. de bovenkant van de dakkapel ligt meer dan 0,5 meter onder de daknok(2);
9. de zijkanten liggen meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak(3);
10. de dakkapel mag niet gebouwd worden op een tijdelijke woning of woongebouw, zoals een woonkeet, of op een woonwagen. De dakkapel mag ook niet op een vakantiehuisje of een andere woning of woongebouw, dat niet permanent mag worden bewoond, bouwvergunningsvrij worden geplaatst;
11. de dakkapel mag niet gebouwd worden op een monument of in een door het Rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht.

Als alleen voldaan wordt aan deze punten dan mag de dakkapel zonder bouwvergunning plaats vinden.

1) dakvoet: het laagste punt van een schuin dak.
2) daknok: het hoogste punt van een schuin dak.
3) bij rijtjeshuizen en twee-onder-één-kap woningen geldt de grenslijn tussen de woningen als zijkant van het dakvlak.

HFDST 3 ENKELE DAKKAPELLEN:

3.0) Soorten dakkapellen:

Standaard dakkapel: en een slepend dak:














Rieten dak: en de bolhoed:














HFDST 4 KOZIJNINDELING:

4.0) Kozijnindeling:
Aantal mogelijkheden van draai- kiepramen.


HFDST 5 ONDERDELEN VAN EEN DAKKAPEL:
5.0) De onderdelen van een dakkapel:

1) Verholen goot
Bij de meeste dakkapellen wordt er nog gebruik gemaakt van een loodslab om de aansluiting met het omliggende dak te maken, maar het kan ook met een goot die voor een waterdichte aansluiting en een nette afwatering zorgdraagt zoals bijvoorbeeld dit type dakkapel.

2) Zijwang
De zijwang van een dakkapel is meestal dicht en uit massief materiaal gemaakt. Soms komt er een zijraam in voor. Zeer belangrijk voor een zijwang is de isolatie en de aansluiting op het dakvlak.

3) Raampartij
De raampartij is een van de meest gezichtsbepalende elementen van de dakkapel. Steeds meer worden kunststof kozijnen toegepast. Vooral de toepassing van een draai/kiep constructie biedt veel gebruiksgemak.

4) Waterslag
De waterslag zorgt er voor dat ook bij stuifsneeuw en regen bij storm een goede waterdichte aansluiting wordt verkregen.

5) Loodslab
De loodslab zorgt voor een waterdichte aansluiting tussen de dakkapel en de omringende dakpannen. Goed "inkloppen" van het lood zorgt voor het wind- en waterdicht afsluiten.

6) Boeiboord
Het boeiboord dient niet alleen ter verfraaiing van de dakkapel, ook zorgt het ervoor dat op het dak van de dakkapel een opstaande rand ontstaat, die ervoor zorgt dat bij fikse regenbuien geen water over de rand stroomt.

7) Overstek
Het overstek dient niet alleen om de dakkapel een fraai uiterlijk te geven. De overstek zorgt er ook voor dat neerslag niet direct op de zijwangen en de raampartij terechtkomt, dit voorkomt vervuiling van die onderdelen.

HFDST 6 ISOLATIE EN CONSTRUCTIE:

6.0) Inleiding:

Dakkapellen worden in tegenstelling tot dakramen op het dakvlak geplaatst en kunnen onderscheiden worden in traditionele (ter plaatse vervaardigde) en geprefabriceerde dakkapellen.

De indekbreedte van dakkapellen is meestal circa 1990 mm, dit komt overeen met 10 OVH-pannen of 6,5 betondakpannen.
De variaties in panlengten worden meestal opgevangen door de afmetingen van het onderste gootstuk en/of loodslabbe.

6.1) Constructie:

Een dakkapel kan meestal een vrij 'eenvoudig' bouwwerk genoemd worden maar men moet er toch veel aandacht aan besteden. In het dak wordt een behoorlijke sparing gemaakt die tot wijzigingen in de bestaande dakconstructie leidt. Zo zal meestal de bestaande gordingstructuur aangepast worden. Deze bestaat in het gunstigste geval uit het verzwaren van de gording. Het is belangrijk om naast de doorbuiging van diverse balken ook rekening te houden met de stabiliteit en afschuifspanningen in de totale dakconstructie. De koppeling van het platte dak van de dakkapel zal meestal met balkankers plaatsvinden aan de gording in het dak, of aan een extra aangebrachte gording. Aan de kozijnzijde wordt veelal gekozen voor een dragend kozijn met daaronder een knieschot. De balklaag zal op dit kozijn zijn opgelegd of er zelfs overheen steken. Om voldoende weerstand tegen opwaaien te bieden, gebruikt men vaak hoekgrijpankers.

6.2) Isolatie:

Het aanbrengen van isolatie tussen dakplaat en dakbedekking heeft bouwfysisch de voorkeur. Deze constructie heeft als voordeel dat het dauwpunt in de isolatie ligt, op een plaats waar geen condensvocht kan ontstaan. Indien men toch voor isolatie aan de onderzijde kiest (kouddakconstructie) dient men de volgende regels toe te passen:
A) breng direct boven het plafond een dampdichte folie aan. Alles moet zeer zorgvuldig luchtdicht aansluiten, zodat er geen openingen zijn waardoor 'warme' buitenlucht in de bovengelegen ruimte komt met condensatie als gevolg;

B) er voor zorgen dat boven de isolatielaag een zwak geventileerde spouw aanwezig is, zodat aanwezig vocht kan wegventileren. Maak daarvoor luchttoetreding via het boeiboord en afvoer via de dakpannen mogelijk. Een doorlaat van 100cm3 /m2 wordt in het algemeen als voldoende beschouwd;

C) er voor zorgen dat de ventilatieopeningen van insectenwerend gaas zijn voorzien.

Een dakkapel moet voldoen aan de volgende thermische-isolatiewaarden:

Wand Rc 2,5 m2·K/W;
Dak Rc 2,5 m2·K/W;
Glas Rc 4,2 m2·K/W.

HFDST 7 ENKELE ASPECTEN:

7.0) Hoe wordt de aansluiting met het dak waterdicht:

Een waterdichte aansluiting met het dakvlak is belangrijk bij het plaatsen van de dakkapel.Om te bepalen welke afdichting nodig is wordt er gekeken naar de verschillende zijden van een dakkapel.

De bovenzijde
Voor het aansluiten van de bovenzijde aan het dakvlak wordt gebruik gemaakt van het materiaal waar het dakvlak uit is gemaakt. Is een zinken dak aangebracht, dan zal er vanuit dat zinken vlak een zinken slab doorlopen tot onder de boven de dakkapel aangebrachte dakpannen.
Een speciale vorm van aansluiting op het dakvlak van de bovenzijde van de dakkapel is het zogenaamd "slepend" bouwen van een dakkapel, waarin de al voor het overige dak gebruikte dakpannen doorlopen in de dakbedekking van de dakkapel. (zie hoofdstuk 3)

De zijwangen
Voor het aansluiten van de zijwangen van de dakkapel wordt meestal een strook lood gebruikt, ook wel een loodslab genoemd.Deze loodslab dient zorgvuldig passend op de omliggende dakpannen te worden ‘’ingeklopt’’.Een speciale vorm van aansluiten van de zijwangen op het dakvlak is de verholen goot.De onderzijde:De onderzijde van de dakkapel wordt meestal door middel van een loodslab aangesloten op het dakvlak. Ook hier geldt dat zorgvuldig ‘’inkloppen’’ op de aansluitende dakpannen noodzakelijk is.

7.1) Stevigheid:

Het aanbrengen van een gat in het dakvlak als voorbereiding voor het plaatsen van een dakkapel is een aangelegenheid die met zorg moet worden uitgevoerd.

Meestal lopen de dragende balken van de dakconstructie evenwijdig aan de nok, en zal voor het plaatsen van de dakkapel bij een of meer van deze balken een deel verwijderd moeten worden.Om de uiteindelijke constructie weer voldoende stabiliteit te geven zullen zogenaamde slapers worden aangebracht, die de losse delen van de doorbroken balk(en) weer met elkaar en de overige constructie verbinden.

7.2) Dakhelling:

De voorkomende dakhellingen liggen in het algemeen tussen de 30-60 graden. Hoe steiler het dak, hoe minder nuttig vloeroppervlak er aan de zolderverdieping wordt toegevoegd bij het plaatsen van een dakkapel.

HFDST 8 HET PLAATSEN VAN EEN DAKKAPEL:

8.0) Montage dakkapel:
1) dakpannen verwijderen;
2) daklatten doorzagen;
3) m.b.v. een kraan het dakkapel plaatsen;
4) het leiden naar de plaats van de dakkapel;
5) het vastzetten van de dakkapel;
6) zeer nette afwerking leveren;
7) zeer goede isolatie t.b.v. het dakkapel plaatsen, met name voor de zijwangen.


HFDST 9 PRIJZEN VAN DAKKAPELLEN:

9.0) De prijzen van een dakkapel:

De prijzen van een dakkapel worden bepaald door de breedte en de hoogte van de dakkapel, verder wordt de prijs nog berekend op het soort kozijn dat wordt toegepast.

HFDST 10 DETAILS:

10.0) Enkele details van een dakkapel:

woensdag 25 april 2007

Utiliteitsbouw

Project Utiliteitsbouw

Opgave
De opgave waaraan gewerkt wordt is het ''voorlopig ontwerp'' van een kantoorgebouw.
Hierin zijn de volgende opdrachten aan de orde:

A) het in hoofdlijnen aangegeven gebouw aangegeven in welke bouwmethode deze zal plaats vinden.

B) het gebouw van een draagconstructie voorzien en tekenen, hoe wordt de stabiliteit van het gebouw gewaarborgd.

C) een voorlopig ontwerp maken van de plattegronden en 2 doorsneden, hierin moet worden vermeld:
- draagconstructie;
- binnenwanden;
- binnenkozijnen;
- sanitair (volgens BB)
- trappen (volgens BB)
- liftschacht
- leidingschachten
- maatvoeringen

D) het kantoorgebouw van een gevelopbouw voorzien en indeling, het toepassen van zonwering

E) het kantoorgebouw naar definitieve tekeningen werken

F) het maken van details

G) het maken van een traptekening


Hieronder de plattegronden en doorsneden:

Voorgevelaanzicht:
Begane grond:
Eerste verdieping:
Tweede verdieping:
Doorsneden:
Plattegrond trap:
Doorsnede trap: